Sommige dingen zijn alleen weggelegd voor mensen met kinderen. Pretparken, de Efteling, dierentuinen, speurtochten, dat soort dingen. De laatste keer dat ik in een dierentuin was, moet zeker vijf jaar geleden zijn. Met mijn oma in Artis. Want sommige dingen die zijn weggelegd om met kinderen te doen, kunnen met oude oma’s ook. Die dierentuinbezoeken duurden nooit lang. Het waren korte wandelingen die toevallig door Artis voerden, omdat dat naast de deur was. Oma achter haar rollator, ik er vrolijk babbelend naast. Ik wilde nog wel eens bij de apen kijken, en bij de leeuwen, maar als mijn oma er genoeg van had, stiefelde ze regelrecht naar de uitgang, en kon ik niks anders doen dan volgen. Om haar te bevrijden uit de draaideur, want de zijuitgang was een draaideur waar zij altijd vast kwam te zitten met haar rollator.
De keer daarvoor moet het met een klein nichtje geweest zijn, een bezoek aan de dierentuin. En daarvoor met een klein neefje. En daarvoor was ik zelf nog klein en nam mijn oma me mee, of mijn ouders. Om niet een beetje gek aangekeken te worden in de dierentuin moet je of kind zijn of er een of meer bij je hebben. Of een oude oma. Met klein kind noch oma voorhanden, was er wel een marketingonderzoek in Burgers Zoo waar we aan mee konden werken. Toch een bezoek aan een dierentuin dus. Hoe limonade is dat. Om de vale gieren te beklagen in hun kleine hok, de depressieve chimpansees, een gestreste panter, de hongerige giraffe, de communicatieve pinguïns, de opgekrulde python, de zeer beklagenswaardige zeehonden. Tijgerjongen op jacht op eenden, krijsende flamingo’s, verdrietige uilen, eenzame kangoeroes, gorilla’s met tweelingjongen, jakhalzen die eruit zagen als schattig knuffelbare hondjes. En om verliefd te worden op de bush.
Terwijl we er koffie en thee dronken, waande ik me in de jungle van Indonesië. Het rook er naar zoete vruchten. Boven de hoge palmbomen uit vlogen grote vleermuizen, een kakofonie van vogelgetjirp en -gezang. Ruisen van water in een beekje, verderop naar beneden klaterend in een waterval. Exotische vogels in de bomen, op de grond, in het water, op de kant. Ik leek wel op reis. Steeds opnieuw snoof ik de zoete geuren op, liet de geluiden die ik niet kon thuisbrengen opnieuw mijn oren binnendringen, knipperde met mijn ogen om de kleuren opnieuw in hun volheid te zien. Ik had me het liefst in de bosjes verstopt. Om dan na sluitingstijd door het dichtbegroeide woud te sluipen. Met een roestige pijlsnelle verrekijker. Of een hangmat tussen de bomen gespannen en me daarin verschanst. Met overigens hetzelfde doel. Maar onze gps voor het onderzoek moest terug naar de onderzoekers. We werden gevolgd, dus van een geslaagde verstoppoging kon sowieso geen sprake zijn. Met een gevoel van spijt leverde ik het apparaat in. Misschien wordt het tijd voor weer eens wat echte jungle om me heen…