Ongeveer een jaar geleden zat ik voor het eerst achter dit bureau door dit raam in de werkkamer naar buiten te kijken. Ik vroeg me toen af waar de treinen heen gingen die voorbij reden, inmiddels weet ik dat dat naar Zwolle en verder is. Ook toen waren de bomen kaal en keek ik uit op de gebouwen van het gezondheidscentrum aan de overkant van het spoor. Weet je trouwens dat bomen helemaal niet zo kaal zijn als misschien op het eerste gezicht lijkt. Er zitten geen bladeren aan, nee dat klopt, maar als je goed kijkt zie je dat al die takken weer uitlopen in kleinere takken en in nog kleinere takjes, bijna zo dun dat je je afvraagt hoe ze met deze windstoten aan de bomen vast kunnen blijven zitten, en een soort vleugeltjes, naar beneden hangend als kleine helikoptertjes. En de bomen aan de overkant van het spoor hebben zelfs hun stammen begroeid met klimop, dus daar is al helemaal niets kaals meer aan.
Op een verroest stuk rails zit een kauwtje haar verlangen, leed of honger uit te schreeuwen. Voelt ze dat ik naar haar kijk? Het ziet er somber uit buiten, het is een goede dag om binnen te blijven, dicht bij de verwarming met dikke sokken en een warme trui. Ik houd me vast aan de hoop dat het snel lente wordt. Gisteren vertelde iemand me dat de mollen nog hopen maken. Dat betekent dat het niet kouder gaat worden voorlopig. Zolang de mollen hopen maken, is het goed. Mijn kauwtje is terug. En weer weg. Misschien is ze de lente halen…