Aldus spreekt Wibo Kosters:
Er zit een kokmeeuw boven op een relatief ongeschonden wit standbeeld van Jacob Jordaens. Mijn vrouw en ik zien hoe de meeuw geïnteresseerd het passerende verkeer gadeslaat. Het is een mooi gezicht; de kleine kokmeeuw staat als een zwierig hoedje op het krullenkapsel van de in steen gevangen kunstschilder. Ik pak mijn camera uit mijn tas om een foto van het tafereel te maken. De meeuw wacht tot ik heb aangelegd en vliegt dan weg naar een dakrand verderop. Van daar af bekijkt hij hoe ik mijn camera terug in de tas stop om vervolgens weer plaats te nemen op het hoofd.
Nu dichten wij mensen aan dieren (en dingen) vaak menselijke eigenschappen toe en menen we te weten dat honden trouw zijn en katten hooghartig. Vossen hebben streken, en ezels zijn koppig. Antropomorfisme heet deze manier van denken. Ik als eigenaar van Willy de wonderkat weet zeker dat hij een heleboel minder gunstige eigenschappen heeft als luiheid en gulzigheid, maar wetenschappers (mannen in witte jassen ergens) zeggen tegenwoordig dat ik dat fout heb. Het is een vorm van projectie. Toch geloof ik niet dat het zo simpel is; dat de eigenschappen die wij aan dieren toekennen alleen een vorm van wishful thinking zijn. Ik zou eerder zeggen dat het gedrag van dieren ons een spiegel voorhoudt, dat ze ons de kans bieden ons eigen gedrag te herkennen.
Zo zou ik kunnen volhouden dat als een kokmeeuw wegvliegt precies op het moment dat ik een foto wil maken dat louter toeval is. Maar als je zo’n schattig meeuwtje als een soort omgekeerde pierrot op een beeld ziet zitten, dan is het toch veel romantischer om te geloven dat het een vrolijke plaaggeest is die een spel met je speelt? Anders was dit toch een armzalig verhaal geweest? Ik weet zeker dat, als meeuwen zouden kunnen lachen, hij het gedaan had.
En meeuwen kúnnen lachen! Ooit ging ik op mijn laatste avond op Schiermonnikoog nog één keer naar de zee. Maar het Schierse strand is breed en met eb nog breder. Het was nieuwe maan en ik zag geen hand voor ogen. Ik liep en liep en wist niet meer of ik rechtdoor ging richting waterlijn of in een rondje liep, of misschien op een zandbank die straks door de vloed van het strand afgesneden zou worden. Ik werd bang. En de hele Schierse meeuwenkolonie schaterde…
Dat is projectie, Anneke;-). Nee, maar serieus, dieren lijken ons mensen soms verdomd goed te begrijpen, en meeuwen zijn volgens mij binnen de dierenwereld niet bepaald de domme blondjes!
ze doen het allemaal hoor, die dieren! Een specht speelt kiekeboe achter een boom in het bos of vliegt, schaterend (het is die groene lachebek) van boom tot boom. Nèt voor je uit en uiteraard onzichtbaar. Je mag kijken met je ogen zo lang je wilt, maar kijken met je camera…vergeet het maar. En ik zweer je. Wij hadden geen Willy maar een Billy. Keek poeslief in de camera als ik die bediende. Was het echter iemand anders die haar zo zoet vond liggen: niks dan smerig kijken! En je weet hoe smerig katten kunnen kijken. Er wordt geen snorhaar verlegd, geen oog geknipperd, maar ergens, èrgens weet je zeker dat ze smerig kijken.
En als de buuf kwam voor goede zorgen liep ze statig van de trap. Tingel, tingel, zei haar bel. Buuf was bang voor haar en dus deed De Bill niets anders dan op een traptrede op ooghoogte zitten en kijken. En trok tevreden een snorhaar of anderhalf als een tevreden grijns wanneer buuf schichtig langs sloop. En nee, ik overdrijf niet. Vraag het de buuf!