En de Koekoek, de Grote Vogel, neemt het woord en zegt:
O vogels die hier zijn verzameld, luister nu aandachtig en vol eerbied!
Alles in de wereld van Samsara is een illusie, een droom.
Is er, waar je ook kijkt, iets dat blijft?
Schone paleizen, gebouwd van leem, stee en hout;
welgestelde mannen, rijkelijk voorzien van voedsel,
kleding en sieraden;
horden vazallen die zich rond de machtigen
verdringen –
het zijn slechts luchtkastelen, even vluchtig als
een regenboog.
Hoe bedriegt men zichzelf, als men dit voor
werkelijkheid houdt!
[…]
De prachtige veren van de pauw, met z’n rijkdom aan
kleuren,
onze melodieuze spraak, waarin hoge en lage noten
zich zo bekoorlijk vermengen,
de keten van oorzaak en gevolg die ons hier bijeen
heeft gebracht –
het is niet meer dan het geluid van verre echo’s, een
vermakelijk spel van verschijnselen.
Mediteer op deze verschijnselen, maar houd ze niet
voor waarheid!
Mist boven een meer, wolken aan de zuidelijke hemel,
de wind die van de golven van de zee een nevel van
waterdruppels doet opspatten,
sappige vruchten gerijpt in de zomerzon –
niets van dit alles blijft, in een oogwenk valt het uiteen
en is het verdwenen.
[…]
Het bestaan op aarde is niet veel meer dan een spel
voor de kinderen; wanneer lichaam en woorden stof zijn
geworden, leven alleen de daden voort.
Maak je los uit deze wereld van schijn en illusie.
Uit: Boeddha en de vogels van Tibet – Tibetaanse tekst in de 18e eeuw geschreven door een onbekende lama, vertaald door Arjen F. de Groot